De positie van gemeenten bij het ontwikkelen van nieuwbouwlocaties is de afgelopen jaren verzwakt, concludeert het Ruimtelijk Planbureau op grond van een studie. Gemeenten worden steeds afhankelijker van projectontwikkelaars en andere marktpartijen en dat is natuurlijk een slechte zaak voor de nog steeds sterk achterblijvende woningmarkt. Agrariërs verkochten vroeger voor een appel en een ei een stuk bouwgrond aan een gemeente, die er daarna flink aan kon verdienen. Die tijd is voorbij, stelt het planbureau.
Boeren en andere marktpartijen, zoals projectontwikkelaars en institutionele beleggers, slagen er steeds vaker in een heel vroeg stadium grond op potentiële nieuwbouwlocaties te verwerven. Daardoor stijgt de prijs van ruwe bouwgrond. Niet de gemeenten maar de oorspronkelijke eigenaren weten zo een steeds groter deel van de marge die ontstaat na bestemmingswijziging naar zich toe te trekken. Daarbij komt dat gemeenten voor steeds hogere kosten worden gesteld, die ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van de nieuwe woonwijk, de ruimte voor sociale woningbouw en het aantal groenvoorzieningen in die wijk. Dat zijn niet geringe conclusies van het Ruimtelijk Planbureau.
NRC Handelsblad van zaterdag 19 mei besteedde in een uitgebreid artikel op pagina 3 aandacht aan deze ontwikkeling. Hugo Priemus, hoogleraar Ruimtelijke Ontwikkeling aan de TU Delft, stelt daarin dat de bouwers niets minder doen dan de mededingingsregels ontduiken. Dit keer niet door verboden afspraken te maken met branchegenoten, maar door met grondaankopen het andere bedrijven onmogelijk te maken daar te bouwen.
Lees ook:Beloofde land voor sommige huizenkopers ligt net over de grens
Lees ook:Starters ontwikkelen eigen woning via collectief particulier opdrachtgeverschap
Lees ook:Gemeenten bepalen OZB voortaan zelf
Lees ook:Waterwonen lijkt een trend
Lees ook:Column: Files drijven huizenprijzen op